woensdag 26 augustus 2009

Mediterrane wespspin heeft lak aan een Hollandse winter


De ‘normale’ winter van het afgelopen jaar in ons land heeft de mediterrane wespspin, die al jaren met een spectaculaire opmars naar het noorden bezig is, niet kunnen stoppen.

Hanny Poos en Robert van Alphen vonden een heel vreemde spin in hun weiland in Kekerdom. 'Hij was best groot voor een spin; met poten zeker 3 cm breed.

Hij leek op een grote wesp. Had een soort web in een ruimte in het gras gesponnen en ving ontzettend snel het beestje naast hem op de foto die hij in een razend tempo inweefde.'

Die 'hij' is een 'zij' en wel een vrouwelijke Argiope bruennichi. Ook Gemmy de Vries uit Wageningen zag op haar vakantielocatie op de Veluwe voor het eerst de geelzwart getekende spin. Sjaak de Koning ontdekte vorige week, tijdens zijn vakantie in de Achterhoek, bij de Borkense Baan drie van die langbenige, exotisch ogende schoonheden. Het meest opvallende vond hij de zigzagdraad in het web van deze wielspin.

De Borkense Baan is de voormalige goederenspoorlijn tussen Winterswijk en Borken. Tot 1975 is het spoor in gebruik geweest. Zandhagedissen en ook hazelwormen warmen zich graag op in het achtergebleven grindbed van de spoorlijn. Het gebied is met 25 soorten dagvlinders buitengewoon vlinderrijk. De wespspin, de geelzwart gestreepte immigrant uit Zuid-Europa, is hier al jaren algemeen. Deze soort houdt van warmte en daar ontbreekt het op een zonnige dag op de oude spoorbaan bepaald niet aan. De wespspin heeft een kenmerkend web met een zigzagdraad. Deze draad is specifiek voor de soort. Vroeger dacht men dat deze versteviging, die uit niet klevend weefsel bestaat, noodzakelijk is, omdat er voornamelijk sprinkhanen worden gevangen en die zijn zo fors dat ze vaak door een normaal web niet worden tegengehouden. Tegenwoordig denkt men eerder aan een signaalfunctie. De zigzagbanden zouden, omdat ze het ultraviolette licht reflecteren, insecten aantrekken. Ook wordt beweerd, dat de afwijkende draad de spin in het web minder zichtbaar maakt. Predatoren, zoals vogels en sluipwespen, trappen daar misschien in, maar voor ons mensen werkt deze camouflage niet: voor een beetje waarnemer is een wespspin niet te missen!

De naamgeving van de nieuwkomer in ons spinnenrijk is wat verwarrend. Argiope brunnichum wordt niet alleen wespspin, maar ook tijgerspin, zebraspin en wespenspin genoemd. Alle namen slaan op het streeppatroon. De naam tijgerspin is niet verkeerd; zebraspin lijkt mij niet juist, omdat er al een springspin is, die zo heet. Deze springspin, die op elke zonnige muur te vinden is, wordt ook harlekijntje genoemd. De naam wespspin vind ik de beste; de lichaamstekening doet immers sterk aan een wesp denken.

Aan de opmars van de wespspin lijkt, ondanks de relatief strenge winter van het afgelopen jaar, geen einde te komen. Deze oorspronkelijk mediterrane soort werd in ons land in 1980 voor het eerst in Zuid-Limburg waargenomen. In nr. II, jaargang 2000 van de Nederlandse Faunistische Mededelingen, brengt J. van der Linden de opmars in beeld. In 1980 wordt de wespspin voor het eerst in Zuid-Limburg gezien. In 1995 wordt er een sprong van maar liefst 70 km vanaf een bestaande vindplaats gemaakt; de wespspin wordt op de Planken Wambuis ten westen van Arnhem gevonden. In 1997 volgen de eerste meldingen uit Groesbeek en Nijmegen. Vanaf die tijd groeit het aantal vindplaatsen explosief.

De opmars vanuit het zuiden heeft ongetwijfeld te maken met de klimaatverandering. De wespspin is een indicator voor de wereldwijde milieubedreigende temperatuurstijging. Maar deze winter hadden we in ons land toch hier en daar bijna twintig graden vorst. Gezien de vele waarnemingen van lezers van deze natuurrubriek hebben deze temperaturen Agriope niet klein gekregen. Grote vraag is: waarom is de soort niet eerder noordwaarts getrokken? Heeft het misschien ook met voedsel te maken? Vooral natuurgebieden en bermen van snelwegen en ook dijkhellingen worden tegenwoordig minder intensief beheerd. De spin kunnen we in allerlei milieus aantreffen als er maar een opgaande ruigtevegetatie aanwezig is. Verschillende soorten sprinkhanen, het favoriete voedsel van de spin, voelen zich daar thuis, maar in feite eet de wespspin, evenals haar familielid de kruisspin, alles wat in haar web verstrikt raakt. Het web wordt laag in de vegetatie aangelegd, meestal minder dan een halve meter boven de grond.

Vorige week heb ik voor het eerst – weliswaar in de Morvan in Frankrijk – een mannetje van de wespspin gezien. Vergeleken bij het vrouwtje is zo'n kereltje een dwerg. De man mist de karakteristieke geelzwarte banden op het achterlijf. Mijn 'Fransman' zat aan de rand van het web te lonken naar een vrouw die gezien haar formaat al aardig volwassen was. Dat lonken is mensentaal en zal daarom wel niet kloppen. De mannen van de wespspin zijn eerder volwassen dan de vrouwtjes en wachten soms dagen lang aan de rand van het web van een dame op hun kans. Die kans komt als zij voor de laatste keer vervelt. Als de nieuwe huid nog week en soepel is, grijpt mijnheer spin zijn kans. Zo'n weke dame is minder agressief en als manlief wat signalen afgeeft, is de kans groot dat zij in hem geen prooi ziet. Zo kan hij de paring overleven, maar in feite heeft hij daar weinig aan. Zelfs een geslaagde wespspinman leeft na de paring nog maar enkele dagen.

Na de bevruchting worden de vrouwtjes dikker en dikker. Na een maand worden er één of meer eicocons gemaakt van bruin kleurend spinsel. De cocons zijn twee tot drie centimeter groot en worden aan droge plantenstengels op een paar decimeter boven de grond bevestigd. Na een maand komen de spinnetjes uit, maar ze blijven tot eind april in de cocon.

Als ze eenmaal buiten zijn, wordt er een spindraad gemaakt om mee te gaan 'ballonvaren'. Op deze wijze worden nieuwe gebieden bereikt. De meeste waarnemingen komen uit het zuiden van ons land. De spin is op de Waddeneilanden nog dun gezaaid: Texel werd in 2006 gekoloniseerd, Schiermonnikoog een jaar later. Toch werd de wespspin al eerder in Denemarken gesignaleerd. Vreemd is dit niet: de wind brengt een ballonvaarder immers op de meest afgelegen plaatsen. De omstandigheden zullen bepalen of de landing een positief vervolg zal hebben.

Bron: de Gelderlander

Geen opmerkingen: